Boerderijvergisting en publiek beleid
Beginnen met mestvergisting is voor veel ondernemers een grote stap en vergt veel doorzettingsvermogen. Het traject van idee-vorming tot ingebruikname van de installatie kan zeer lang zijn. Om ondernemers te steunen en de implementatie van monovergisters te versnellen zijn politieke stabiliteit en beschikbaarheid van subsidies zeer belangrijk. In dit laatste hoofdstuk is eerst aandacht voor ondersteuning van ondernemers in de aanloopfase en vervolgens voor ondersteuning tijdens de operationele fase.
Beleid in aanloopfase
In de voorbereidingsfase zijn twee onderdelen belangrijk: het verkrijgen van de juiste vergunning(en) en het vinden van voldoende financiering. Op beide terreinen hebben de verschillende overheidslagen (potentieel) invloed.
Vergunningen
Met name in het recente verleden was het lastig om de benodigde vergunningen te verkrijgen voor een mono-mestvergister. Zeker wanneer vergisting niet opgenomen is in het bestemmingsplan kan het lastig zijn de benodigde WABO-vergunning te krijgen.
Met het nieuwe activiteitenbesluit lijkt dit probleem voor een groot deel opgelost te zijn. Mono-vergisting is hierin opgenomen waardoor in principe een melding bij de gemeente volstaat. Op dit moment is nog geen ervaring hiermee, maar de verwachtingen zijn dat dit nieuwe activiteitenbesluit veel problemen rond vergunningverlening oplost.
Financiering
Behalve het verkrijgen van de vergunning blijkt het vaak lastig voldoende financiering te vinden voor een mestvergister. Banken reageren terughoudend, met name banken die in het verleden co-vergisters hebben gefinancierd welke onder de MEP-regeling failliet zijn gegaan.
Een oplossing voor het financieringsvraagstuk wordt vaak gevonden in investeringssubsidies. Enkele provincies hebben aantrekkelijke regelingen waar initiatiefnemers ondersteund worden met een investeringssubsidie. Het effect hiervan is dat in de provincies met deze regelingen op dit moment de meeste biogasprojecten worden ontwikkeld of al gerealiseerd zijn.
Naast regionale subsidies zijn er ook landelijke regelingen voor investeringsondersteuning bij duurzame energieprojecten. In de meeste gevallen gaat dit echter samen met innovatie, waardoor alleen innovatieve ondernemers hiervoor in aanmerking komen. Voor het uitrollen van een techniek is tot op dit moment geen landelijke investeringssubsidie beschikbaar.
Naast investeringssubsidies zijn er ook mogelijkheden om tegen zachte voorwaarden krediet te verkrijgen. Dit wordt zowel door provincies als door private partijen aangeboden. Het nadeel hiervan is dat deze fondsen veelal een ondergrens hebben voor het te financieren bedrag. Veel boerderijschaal vergisters blijven qua investering ruim onder deze grenzen. Ander punt is dat genoemde fondsen een SDE+ beschikking vragen, die niet altijd voorhanden is (zie 0)
Een landelijke regeling waar ondernemers een investeringssubsidie kunnen aanvragen voor boerderijschaal vergisting zou de uitrol van vergisters zeker bespoedigen. Eventueel zou kredietverlening onder zachte voorwaarden en zonder ondergrens een alternatief hiervoor kunnen zijn.
Beleid in operationele fase
Als vergunning en financiering rond is, kan de volgende stap gezet worden. In de praktijk loopt dit door elkaar heen, en zullen de onderwerpen die hier besproken worden ook in de aanloop fase uitgewerkt moeten worden. Omdat deze onderwerpen meer betrekking hebben op de operationele fase is een onderscheid aangebracht.
SDE+
Waarschijnlijk het meest belangrijk bij het exploiteren van een monovergister is de SDE+ subsidie (Stimulering Duurzame Energieproductie). Deze subsidie compenseert voor 12 jaar het verschil tussen de kostprijs en marktprijs van duurzaam opgewekte elektriciteit, en/of warmte, en groengas.
De hoogte van de subsidiebijdrage is per jaar variabel en gerelateerd aan de marktprijzen. Daalt de marktprijs, neemt de subsidie toe. Omgekeerd wordt er minder subsidie uitgekeerd wanneer de marktprijzen omhoog gaan. Op deze manier blijft het ondernemerschap bij de producent maar garandeert de overheid een minimum inkomen.
Uniek aan de SDE+ regeling is dat deze werkt met een vast budget per jaar wat verdeeld wordt via oplopende fasen. Binnen het vastgestelde budget concurreren alle duurzame technieken met elkaar en krijgt de goedkoopste vorm van duurzame energie als eerste (en soms als enige) subsidie. Voor mono-vergisting heeft dit vooral negatieve gevolgen.
Vanwege de hoge kapitaallasten én operationele kosten is elektriciteit uit mestvergisting duurder dan bijv. elektriciteit uit windenergie. Puur op kostprijs kan boerderijvergisting dus niet concurreren met andere energievormen als windenergie, grootschalige (bij-)stook van biomassa of zonne-energie.
Voor de stabiliteit van de energievoorziening is biomassa echter wel van groot belang. Op het moment dat het bewolkt en windstil is produceert de vergister nog steeds gas, en kan dus nog steeds elektriciteit worden opgewekt. Dit geldt ook voor de productie van groengas: alleen uit biomassa kan op een rendabele manier groengas worden geproduceerd. Gas wat gebruikt kan worden voor transport, als grondstof of als warmtebron. Daarbij kan het eenvoudig worden opgeslagen, wat met elektriciteit niet het geval is.
Met name om deze redenen, dat de productie onafhankelijk is van het weer en groengas eenvoudig kan worden opgeslagen en dus ook als regelvermogen kan worden ingezet, is het nodig dat mestvergisting een eigen budget krijgt binnen de SDE+ regeling. Dat kan door schotten of plafonds aan te brengen in het budget, het ook door de vergoeding per kWh voor mestvergisting al in eerdere fases te verhogen.
Op dit moment, zomer 2015, is het wel of niet verkrijgen van de SDE+ subsidie de grootste bottleneck voor de grootschalige implementatie van boerderijvergisters in Nederland.
Netaansluiting
Wanneer een ondernemer met mestvergisting elektriciteit of groengas gaat produceren is hij in 99% van de gevallen meer dan zelfvoorzienend. Afhankelijk van de mestkwaliteit en nevenactiviteiten op het erf kan een veehouder tot 20x meer energie produceren dan zijn eigen energiebehoefte. Deze overproductie kan als groene stroom of groengas verkocht worden via de bestaande infrastructuur.
In sommige gevallen is een nieuwe netaansluiting nodig om invoeding van grote hoeveelheden energie mogelijk te maken. In het geval van elektriciteit is soms een nieuw transformatorhuis nodig of zwaardere bekabeling tussen het openbare net en de meterkast.
De investeringen hiervoor worden niet eenduidig verrekend. In sommige gevallen moet de ondernemer een eigen bijdrage betalen, soms moeten alle kosten vergoed en soms worden alle kosten gesocialiseerd. Om deze onzekerheid weg te nemen is het goed dat wetgeving rondom dit punt wordt verduidelijk en netbeheerders op hetzelfde niveau dezelfde regels hanteren. Bij voorkeur worden de kosten voor de invoeding van duurzame energie in alle gevallen gesocialiseerd.
Invoeding
Bij de productie van groengas gelden zeer strenge eisen voor het mogen invoeden van het gas in het aardgasnet. In de nieuwe Ministeriële Regeling Gaskwaliteit zijn strenge voorwaarden opgenomen voor gaskwaliteit waar moeilijk aan te voldoen is, of tegen hoge kosten. Een oplossing is de subsidies te verhogen waarmee producenten worden gecompenseerd voor hogere kosten.
Discussiepunt is dan in hoeverre dit een doelmatige benutting van publiek geld is. Experts geven aan dat, met name in de regionale lagedruknetten, de gestelde bandwaarden niet zo streng hoeven te worden gesteld. Als dat daadwerkelijk het geval is zou het realistischer en economisch beter verantwoord zijn de invoedspecificaties voor groengas te verruimen.
Beleidsaanbevelingen
Het meest belangrijke aspect van de in dit hoofdstuk genoemde aandachtspunten is betrouwbaarheid. Wijzigende wet- en regelgeving kunnen projecten in ontwikkeling eenvoudig frustreren en bestaande projecten aan de rand van een faillissement brengen. Vergunningsprocedures en subsidieregelingen moeten betrouwbaar en consistent zijn. Het is nodig dat bedrijven vooruit kunnen plannen, investeringen kunnen doen voor een lange periode. Dan moet er voldoende garantie zijn dat de spelregels over die periode gelijk blijven.
Download complete rapport
Wat beleidsmakers moeten weten over kleinschalige vergisting